Categorie: "Persoonlijk"

De nachten van kater Dirk (5)

Het is nacht. Ineens heeft hij zin om iets te doen. Ook al leidt hij zijn eigen leven, hij wil zijn mensen toch laten merken dat hij ook op afstand weleens aan ze denkt. De zon is nog net niet op als hij eindelijk hun huis bereikt. Hij drapeert de dode rat duidelijk zichtbaar tussen de uitgebloeide teunisbloemen in de tuin. Dwars door het kattenluik heen ruikt hij hun jassen. Zal hij…? Nee, nog niet. Er zitten nog zachte dagen en nachten in de lucht. 

Dirk is nog steeds niet terug en ik moet op reis voor mijn werk. Op de ochtend voor mijn vertrek kijk ik uit het keukenraam en zie iets liggen in de tuin. Iets groots en bruins. Het is een rat, helemaal stijf en met een zeer verbaasde uitdrukking op zijn gezicht. Er is geen bloed te zien, alleen twee natte, diepe gaatjes in zijn nek. Moet ik dit beschouwen als een ansichtkaartje van Dirk?
 

Als het vliegtuig een dag later in het verre Zuiden landt, staat mijn koffer nog in Amsterdam. Staking op Schiphol. In een Spaans hotel zit ik zonder tandenborstel, zonder schone onderbroeken , zonder wandelschoenen, zonder oorbellen. Ik bel mijn vriend. Misschien kan hij iets regelen. Halverwege het gesprek onderbreekt hij mijn geklaag. ‘Wie denk je dat er terug is?’ Dirk!!! Opeens loopt alles over.    

De nachten van kater Dirk (4)

Het is nacht. Een diep gespin ronkt op uit zijn borst. Hij denkt aan zijn mensen, aan wat een rare beesten het eigenlijk zijn. Soms doen ze dingen waar hij niks van snapt. Zoals grote kuilen graven in de tuin en daar dan niet in poepen. Geeft niet, hij houdt toch van ze. Als ze heel dicht bij hem zijn en er even helemaal voor gaan zitten, praat hij met ze. Zonder geluid te maken. Soms praat zij dan in gedachtentaal terug. Dan probeert ze hem te waarschuwen voor die vent met dat geweer. Of voor de verpletterende kracht van stinkend zwart rubber. Ze weet niet wat hij allemaal nog meer in haar gedachten leest. En waarvoor hij háár allemaal zou willen waarschuwen. Voor dingen die vanbinnen zitten, in haarzelf. En dingen die buiten gebeuren. Zoals het bonenveldje langs de vaart, dat soms zo vies ruikt. En dat daar nu allemaal dode meeuwen op liggen.
 

Soms vraag ik me wel eens af of het mogelijk is om Dirk een zendertje om te doen. Dan weet ik tenminste eindelijk waar hij ’s zomers altijd uithangt. Misschien zwerft hij helemaal niet als een soort blije roverhoofdman door bos en veld. Misschien is hij eigenlijk gewoon een rotkat die van twee walletjes tegelijk eet, en er aan de andere kant van het dorp nog een tweede gezin op na houdt.

(Wordt vervolgd…)

De nachten van kater Dirk (3)

Het is nacht. Hij legt de dode muis naast zich neer en begint de regendruppels van zijn vacht te likken. Dat maakt slaperig. Eerst maar even een dutje dan, die muis loopt niet meer weg. En terwijl zijn gouden ogen langzaam dichtvallen, denkt hij aan thuis. Hij denkt aan zijn mensen, die het hele jaar op dezelfde plek wonen. Een plek waar het altijd warm is. Maar waar zelden wat te beleven valt. Daarom leeft hij ’s zomers liever buiten. Tussen de vogels en de muizen, tussen de luchtjes, tussen de sloten die wriemelen van leven. Lekker buiten, dicht bij het vuur.
 

Elke zomer maakt Dirk tochten. Meestal duren die twee of drie weken, soms vier. En dan is hij weer even een weekeinde thuis. In de herfst komt hij altijd terug. Dan verandert de alerte jager in een spinnende berg bont, die de hele winter de gemakkelijkste stoel van het huis bezet houdt. Maar Dirks zomertochten worden steeds langer. En nu is hij al zeven weken weg! Terwijl het al bijna oktober is en het al dagenlang pijpestelen regent en nog flink onweert ook. Als ik er aan denk wat er allemaal gebeurd kan zijn, is het net of een vuist mijn maag omknelt. Visioenen van een doornat geregende hoop zwartwit en rood langs de kant van een snelweg…


(Wordt vervolgd…)

De nachten van kater Dirk (2)

Het is nacht. Voordat de veldmuis weet wat er aan de hand is, hebben twee ivoren dolken zich al door zijn keel geboord. Met een mond vol muis zet de kater het op een holletje, want het begint te regenen. Soepel springt hij door de kapotte ruit van boer Rood’s schuur. Daar, tussen het hooi, slaapt hij vaak. Het is er warm en stil en soms hoort hij muizen ritselen tussen het geurige hooi. Als het even kan, vergrijpt hij zich liever niet aan deze binnenmuizen. Hij bewaart ze voor als het rotweer is, dan hoeft hij niet naar buiten.

Zes jaar is mijn Dirk al, dus de verkeersregels zal hij inmiddels wel kennen. Volgens mij worden alleen katten van twee jaar en jonger overreden. Tenzij een verhuizing heeft plaatsgevonden, want dan moet een kat de verkeerssituatie met bijbehorende uitwijkbosjes weer helemaal opnieuw in zijn kop prenten. Om jagers te laten zien dat Dirk geen zwerfkat is, bond ik hem tot voor kort ongeveer vijf keer per jaar een nieuw, knalrood halsbandje om – met naam en telefoonnummer. Totdat ik erachter kwam dat hij die al binnen een halve dag weet af te sjorren. Toen ben ik er maar mee opgehouden. Hij zou eens in zijn pogingen kunnen stikken.

(Wordt vervolgd…)

De nachten van kater Dirk (1)

Het is nacht. Ergens aan de rand van een sloot drukt een zwart-witte kater zich in het uitgebloeide gras. Hij houdt zich volkomen stil, maar onder zijn dikke vacht is iedere spier, ieder peesje als een veer gespannen. Alleen de punt van zijn staart verraadt wat er in hem omgaat. Vóór hem in het gras zitten twee muizen op plantenzaden te knabbelen. De kattenogen worden zwarter en zwarter. Dan een sprong…

Van iemand houden kan dodelijk zijn voor je gemoedsrust. Vooral als die iemand een kat is. Ik spreek geen kats, dus hoe moet ik mijn Dirk, mijn zwart-wit geblokte lievelingskater waarschuwen voor al het kwaad dat hem wacht wanneer hij zich door het kattenluik naar buiten wringt? Hoe vertel je een kat dat hij op moet passen voor auto’s en brommers? En voor jagers die het op zwerfkatten hebben gemunt? Of kattenhaters die vergiftigd vlees neerleggen? Dat kan dus niet. Maar Dirk binnenhouden kan ook niet, want dan gaat hij dood.

 

(wordt vervolgd…)

Die éne: ode aan Dirk

 


Ik kan me niet herinneren dat we ooit géén katten hebben gehad. Maar als ik heel eerlijk ben, moet ik toch toegeven dat de ene kat de andere niet is.

Eens in de zoveel tijd, of misschien zelfs maar ééns in je leven, heb je er eentje die alle andere katten veruit overtreft als het gaat om bijzondere karaktereigenschappen. Of wederzijdse liefde. Zo’n kat waar daarna geen andere kat het meer bij háált…

Voor mij was dat Dirk, een beer van een kater die moeiteloos mijn gedachten las. Dirk was zó stoer en tegelijkertijd zó lief. De enige die zich enigszins met hem kan meten, is Polle. De rest van mijn katten waren eigenlijk toch wat nietszeggender types. Ik heb ooit voor Grasduinen een gevoelig verhaal over Dirk geschreven, dat ik je niet wil onthouden. In het volgende blogstukje lees je alvast deel 1…

Polle de boerderijkater

Ooit hadden mijn man en ik drie katten. En Frodo natuurlijk. Maar toen op een afgrijselijke nacht in 2003 onze toenmalige boerderij in vlammen opging, waren twee van de drie kennelijk niet slim genoeg om het hazenpad te kiezen via het kattenluik. Frodo sloeg alarm, zodat wijzelf gelukkig op tijd wakker werden om samen met Frodo de vuurzee te kunnen ontvluchten.

 

Een paar dagen later was Polle de enige van onze katten die zich weer meldde. We logeerden na die verschrikkelijke brand zes weken bij familie. Frodo was daar ook bij, maar Polle moest helaas zolang bij een vriend logeren.

 

Toen we na zes weken een nieuwe boerderij konden betrekken, was ik blij dat ik eindelijk Polle weer op kon halen. Wat had ik hem gemist! En hij ons!


Op de nieuwe boerderij ging Polle al gauw weer zijn eigen onverstoorbare gangetje. Hij maakte kennis met de kerkuilen in de grote stal. En met onze drie schapen en ram Julius. Ik vind het best tof hier, liet hij weten. Lekker veel muizen hiero. Geinig ook, die schapen. Wat? Nog méér honden erbij? Nou ja, soît. Zolang ze me maar met rust laten. Want anders krijgen ze een hengst voor hun snufferd. Zolang ik maar lekker op je schoot kan zitten als we tv kijken en op tijd mijn eten krijg, vind ik alles best.
 

Maar begin 2006 gingen we alwéér verhuizen, dit keer naar de grote stad. Ik had een beetje medelijden met Polle. Al die veranderingen de hele tijd. Dat kan nooit goed zijn voor een kat.

 Maar opnieuw blijkt hij over een aanpassingsvermogen te beschikken om jaloers op te zijn. Ja inderdaad, die tuintjes zijn wel erg klein ineens. Maar wel leuk dat die achtertuin aan het water ligt. Nee, niet dat ik ga zwemmen. Maar ik vind het wel grappig om ook eens met zwanen en eenden van gedachten te wisselen. En achter het water ligt een fijn park. Bomvol honden ja, dat klopt. Maar als die vervelend worden, vlieg ik gewoon een boom in. Echt, ik vind het allemaal best. Ik heb me eigen kattenluik. Me natje en me droogje elke dag. En jouw warme schoot is er ook nog steeds, dus who cares? Mij krijgen ze niet gek.  

Ach… Polle. Die lieve, onverstoorbare boerentheemuts met zijn contemplatieve karakter is nu alweer tien jaar oud. Het zou me niks verbazen als hij met gemak de twintig haalt.

 

Van kattenmens naar hondenmens

Van huis uit ben ik altijd een kattenmens geweest. Als kind woonde ik met mijn ouders, broer en zus in een flat in Amsterdam (Osdorp). Daar hadden we twee katten, waaronder een siamese poes die op de flat verschillende nestjes schattige kittens heeft gekregen…

 

Nieuwe Kat en Hond-redactrice neemt stokje over

Beste Kat&Hond-bloglezer(es),

Vanaf vandaag wordt je favoriete blog gemaakt door een andere redactrice. Laat ik me even netjes voorstellen…

Mijn naam is Lucienne van Ek en ik ben de trotse bezitster van een uniek hondenroedel én een stoïcijnse boerderijkater die Polle heet. Mijn honden heten Sara, Frodo, Rex en Ika. Natuurlijk zal ik ze allemaal uitgebreid aan je voorstellen in de volgende berichtjes op de Kat&Hond-blog.